Skip to main content

Logementschip 1894-1974

Door De Buffel
Met de opkomst van stoomschepen in de marine ontstond de noodzaak voor georganiseerde opleidingen voor alle rangen, niet alleen officieren. De marine had beperkte faciliteiten en moest daarom gebruik maken van logementschepen, waarvan een aantal omgebouwde schepen waren die oorspronkelijk voor andere doeleinden waren gebouwd. Deze schepen werden gebruikt voor diverse opleidingen op verschillende locaties, zoals Hellevoetsluis, Vlissingen, Den Helder, Amsterdam en Rotterdam, en dienden onder andere voor kwartiermeesters- en matrozenopleidingen, de onderzeebootdienst en andere specifieke trainingen tot in de jaren ’70 voordat ze werden overgedragen aan Domeinen.

Marine opleiding en opleidingsfaciliteiten.

Met de komst van de stoomschepen moest de marine ook beter georganiseerd worden. In de tijd van zeilschepen hadden alleen officieren opleiding genoten en werden de matrozen en andere manschappen aan boord opgeleid. Met de komst van stoomschepen moesten ook de gewone schepelingen een vooropleiding hebben om met de moderne middelen zee te kunnen kiezen. Er ontstond een grote behoefte aan opleidingsfaciliteiten en middelen bij de marine.

Voor de opleidingen van verschillende dienstvakken waren faciliteiten nodig. De marine beschikte nauwelijks over kazernes en gebouwen buiten het KIM in Den Helder en de kweekschool in Leiden en was dus aangewezen op logementschepen. Voorheen had de marine ook al gebruik gemaakt van logementschepen, maar meestal alleen om tijdelijk de bemanning van een schip in onderhoud of aanbouw te huisvesten. Een groot deel van de grotere schepen die vanaf het vierde kwart van de negentiende eeuw niet meer geschikt waren, kregen een passieve rol toegewezen als logement- of wachtschip. De verbouwing bestond meestal uit het verwijderen van de masten, schoorsteen, machines en de bewapening en het uitbreiden van de accommodatie. Op de “Buffel” werden 350 matrozen in opleiding gehuisvest in het schip, dat oorspronkelijk ontworpen was voor 115 schepelingen. Op dek werd een kooiverschansing aangebracht om overdag de kooien van de manschappen in op te bergen. Bovendien werd een tentconstructie aangebracht om het bovendek tegen weersinvloeden te beschermen. Deze werd later vervangen door een houten conserveringskap.

Tijdlijn logement, wachtschip:

  • 01-04-1894 Hellevoetsluis  (kwartiermeestersopleiding)
  • 11-06-1896 Hellevoetsluis  (matrozenopleiding)
  • 1920-1926 Vlissingen.
  • 1926-1940 Den Helder
  • (opleiding zeemiliciens vliegkamp de Kooy)
  • 1940-1946 Amsterdam
  • (internering marinepersoneel)
  • 15-05-1946  Rotterdam
  • (onderzeebootdienst)
  • 01-09-1947 Amsterdam
  • (TOKM)
  • 01-09-1948 Den Helder
  • (logementschip Commandant der Marine)
  • 01-02-1949 Rotterdam
  • (logementschip aanloopbemanning Karel Doorman).
  • 1949-1951 Den Helder
  • (logementschip t.b.v. ARGIS)
  • 1949-1973  Amsterdam
  • (logementschip TOKM)
  • 18-01-1974 Overgedragen aan Domeinen

In de 2e helft van de 19e eeuw was de toepassing van ijzer en stoom, voor de Marine van groot belang. Voor de Nederlandse Marine lag het belang van stoomvoortstuwing o.a. in een doelmatiger verdediging van de kustwateren, in het toenmalig politiek gezien ‘onrustige’ Europa.
Het schip werd op 18 januari 1974 officieel uit de dienst genomen en ondergebracht bij de Dienst der Domeinen en later in het jaar overgedragen aan de gemeente Rotterdam, die het voormalige ramschip voor een periode van vijf jaren in huurkoop nam, ten dienste van het Maritiem Museum Prins Hendrik.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Volg ons via