Skip to main content

Straffen aan boord (19e en 20e eeuw)

Door Ed Wijbrands
Tot de “Algehele afschaffing der lijfstraffen” in 1879 was het handdaggen nog steeds in zwang. De lijfstraf was wel iets humaner dan de uitvoering in de 17e eeuw. Er kwam geen bloed meer aan te pas. De gestrafte werd rechtopstaand met de handen omhoog aan het want geboeid. De lendenen werden beschermd door een strakgespannen […]

Tot de “Algehele afschaffing der lijfstraffen” in 1879 was het handdaggen nog steeds in zwang. De lijfstraf was wel iets humaner dan de uitvoering in de 17e eeuw. Er kwam geen bloed meer aan te pas. De gestrafte werd rechtopstaand met de handen omhoog aan het want geboeid. De lendenen werden beschermd door een strakgespannen lap zeil, waarmee het lichaam tegen een matras werd gesnoerd. Het aantal slagen van de strafoefening, dat (althans na Staatsblad nr 96 uit 1854) de vijftig niet meer te boven ging, werd over het algemeen toegediend door twee kwartiermeesters, waarbij de gehele bemanning stond aangetreden.

Klassiaan

Een klassiaan was iemand die in de strafklasse geplaatst was. Dat was geen speciale marinetuchtmaatregel. Doch bij de marine liepen de klassianen meer in de gaten, omdat ze niet zoals bij het leger naar Vlissingen (later naar Hoorn, doch sedert de eerste wereldoorlog opgeheven) werden gezonden, doch aan boord hun straftijd uitdienden. Vóór 1907 gingen ook mariniers als klassiaan (met minimum straftijd van 7 maanden) naar Vlissingen. Toen in 1907 de mariniers de scheepsdienst, ook bij plaatsing aan de wal mee liepen, werd de toepassing van deze straf voor de mariniers met die van de matrozen gelijk gesteld.

De schepeling (gewoonlijk bleef dit beperkt tot de matroos derde, hoogstens een enkele tweede klas, die ietwat tuchteloos was en in het gareel gebracht moest worden), die in de strafklasse van één tot drie maanden geplaatst werd, leefde en werkte in afzondering van de overige maats. Hij was gekleed in een zeildoeks werkpak en van zijn muts werd het lint verwijderd. De smerigste en vuilste baantjes waren hem opgedragen, in het bijzonder het schoonhouden van de galjoenen; waarom men hem ook wel “galjoen-kapitein” noemde. Gedurende de tijd, dat hij werkzaamheden verrichtte, stond hij onder voortdurend toezicht van een schildwacht en zodra de werkzaamheden geëindigd waren, werd hij in de provoost gebracht, die, in de tijd dat de overige schepelingen vrije tijd hadden of aan tafel schaften, geopend bleef, doch steeds met een schildwacht er bij. ’s Nachts ging de provoost op slot. Bewegingsvrijheid had de klassiaan niet en het roken was hem verboden. Deze tuchtmaatregel werd bij de marine niet dikwijls toegepast. Toch kan een commandant ook nu nog een schepeling voor een of ander vergrijp plaatsen in de tuchtklasse. Er is van de klassiaan een ontroerend lied à la Speenhoff of Quérido: “Lieve moeder, wil niet weenen, want uw zoon is klassiaan” . . . . . .

Provoost-geweldig(e)

De laatste der provoost-geweldigen (officieel sergeant-provoost geheten) ging in 1906 met ontslag wegens langdurige dienst. Daarmee werd een functie opgeheven, die eeuwenlang de roede van justitie zwaaide over de schepelingen aan boord, en waarvan de uitvoerder toezicht hield in het benedenschip. Dit laatste wordt ook nu nog [1945] gedaan door de provoost, doch het is geen afzonderlijk “beroep” meer. Een bootsman of kwartiermeester, en voor het stokersverblijf gewoonlijk een korporaal, wordt belast met de dienst van provoost en heeft tot taak met de zeuntjes en eventueel toegevoegde manschappen, de verblijven zindelijk te houden en onder “oppertoezicht” van de officier, belast met de dienst van het benedenschip, toezicht uit te oefenen.

De provoost als cel is ook nu nog [1945] vrijwel op elk schip. De provooststraf wordt tegenwoordig “streng arrest” genoemd. Tegen de toepassing van de provooststraf is jarenlang sterk geageerd. Hoewel het “uitdelen” van provooststraffen sterk verminderd is, schijnt dit tuchtmiddel niet geheel gemist te kunnen worden. De provoostcel wordt in de wandeling ook wel knijp, of Bouwman genoemd. Knijp naar knijpzitten. De onhandelbare en lastige schepeling wordt daarom ook wel bedreigd met: “hem in de knijp te zullen roeien”. Bouwman was gedurende een reeks van jaren de serg. majoor der mariniers, die in het provoosthuis te Den Helder de functie van cipier uitoefende. Als de schepen binnen liggen, wordt de provooststraf n.l. niet aan boord uitgezeten, doch aan de wal. Men zei dan aan boord “Hij heeft zo veel dagen Bouwman”. De provoost-arrestant staat vanaf het moment, dat hem de straf wordt medegedeeld onder toezicht van een schildwacht, zijn mutsenlint wordt van z’n muts gehaald, zijn zijden das, riem en mes met scheede en al zijn particuliere bezittingen in jas- of broekzakken tijdelijk “in verzekerde bewaring gesteld”. Tussen twee gewapende mariniers en een onder-officier (ook korporaal) der mariniers, wordt de provoost~arrestant dan naar het provoosthuis aan de wal gebracht. Het is vooral om deze methode, die door de schepelingen als onterend werd en wordt aangevoeld, dat men zo sterk tegen de provooststraf ageerde.

Afschaffing

Pas in 1854 werden de meest wrede straffen, althans in de Nederlanden, door Koning Willem III in overleg met de Raad van State en op voorstel van de reorganisatiecommissie onder
voorzitterschap van luitenant-admiraal Prins Hendrik (Willem Frederik Hendrik) afgeschaft en in 10 artikelen omschreven:

Art. 1. De straffe van kielhalen en van de ra vallen worden afgeschaft.
Art. 2. De straf van kielhalen met bij komende straffen worden vervangen door kruiwagenstraf. Het van de ra vallen met bijkomende straffen worden vervangen: voor het dek- en onderofficieren door de straffen vastgesteld in art. 39 en 40 van het Crimineel wetboek voor het krijgsvolk te water; voor mindere schepelingen door laarzen. Voor beide kan de opgelegde straf gepaard gaan met dententie, zoo als die is omschreven in art. 46 van hetzelfde wetboek.
Art. 3. De kruiwagenstraf bestaat in het plaatsen des veroordeelden in eene militaire straf gevangenis voor den tijd van drie tot vijftien jaren, ten einde aldaar, vervolgens de voor veroordeelten den landmagt bestaande veroordelingen, aan het verrigten van arbeid te worden ontworpen. Aan de kruiwagenstraf gaat bij dek- en onderofficieren steeds degradatie, bedoeld in art. 41 lit. a des wetboeks, bij mindere schepelingen de vervallen verklaring van den militaire stand, vooraf.
Art. 4. Het eind touw, dat voortaan tot de laarzen wordt gebezigd, is ongeteerd, drie-strengs, losgeslagen en de dikte van 15 draad op streng niet te boven gaande voor veroordeelden boven de 16 jaren. Voor veroordeelden onder de 16 jaren worden zoogenaamde knutteltjes van niet meer dan 9 einden oud getakelde loglijn, zonder knoopen, gebezigd.
Art. 5. Het getal slagen gaat voor de veroordeelden boven 16 jaren dat van honderd , en voor veroordeelden beneden 16 jaren dat van zestig niet te boven.
Art. 6. De slagen met handloggen worden toegebragt met een eind witte lijn, niet zwaarder dan 15 draad voor veroordeelden boven de 16 jaren, voor veroordeelden beneden de 16 jaren worden de knutteltjes, in artikel 4 omschreven, gebruikt. Het getal der slagen gaat voor de eerst gemelde dat van 50, voor laats gemelden dat van 30 niet te boven.
Art. 7. De disciplinaire straffen voor dek- en onderofficieren in art. 29 van het Regelement van krijgstucht voor het krijgsvolk te water, worden vervangen door de navolgende straffen: degradatie voor eenen bepaalden of onbepaalden tijd, met of zonder arrest; arrest, met of zonder waarneming van dienst.
Art. 8. Bij de straffen in art. 29 van gezegd regelement voor mindere schepelingen vastgesteld, wordt gevoegd die van mindering inklass voor bepaalden of onbepaalden tijd.
Art. 9. Bij de veroordeling tot en de uitvoering van het laarzen of slaan met handdaggen, van detentie, arrest, sluiting in de boeijen, het zetten op water en brood aan boord, houden de registers en bevelhebbers in het oog de plaatsen en lucht gesteldheid, en alle omstandigheden, waardoor de gezondheid van den gevangene te zeer kunnen worden benadeeld, en mogen zij steeds zoodanig tusschen pozingen in de uitvoering bevelen, als gezondheidstoestand van de gevangene vordert.
Art. 10. Aan het Hoofd van Departement van Marine wordt de bevoegdheid toegekend, om mindere schepelingen, die ’t zij door minderen aanleg voor de zeedienst ongeschikt zijn, op voordragt van de kommandant van den boden in welks rolle zij zijn ingeshreven, hier te lande met een briefje van ontslag, of een bijzondere gemerkt paspoort, uit den dienst weg te zenden. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambetenaren, wiens zulks aangaat aan de nauwkerige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Assen, den 28 Junij 1854.

Staatsblad 1854, nr 96.

Luitenant-admiraal Prins Hendrik, opperbevelhebber van de vloot kreeg in 1879 – zes dagen voor zijn dood – de titel van admiraal, bij welke gelegenheid besloten werd tot “Algehele afschaffing der lijfstraffen bij de Kon. Nederlandsche Marine”.

N.B. Wij calvinistische Nederlanders waren een hypocriet volkje. Dwangarbeid mocht niet zo genoemd worden. Het heette geruststellend “kruiwagenstraf” (zie Art. 3hierboven). Bij de marine heeft een lichte vorm nog tot ver in de 20e eeuw bestaan. De gestraften werden klassiaan genoemd, maar verrichtten gewoon dwangarbeid.


Meer
Robert Napier and Sons had een vooraanstaande positie onder de Clyde scheepsbouwer en scheepsontwerpers in de regio Glasgow. De scheepswerf, opgericht door Robert Napier in 1826, werd in 1841 verplaatst naar Govan om grotere en moderne schepen te kunnen bouwen. In 1853 werden zonen James en John mede directieleden binnen het bedrijf.
Op 3 juni 1864 werd bij Koninklijk besluit een commissie in het leven geroepen om de kustverdediging van Nederland te onderzoeken en aanbevelingen ter verbetering te doen. De toenmalige regering besloot om 3 Monitors en 4 Ramtorenschepen te laten bouwen. De ramtorenschepen konden (nog) niet op Nederlandse werven gebouwd worden en werden daarom besteld bij buitenlandse werven te weten “de Schorpio…
De “Huáscar” is een gepantserd ramtorenschip, in 1866 in Engeland gebouwd voor de marine van Peru. De Peruaanse marine betaalde iets meer dan £81,000 voor het schip. Zij was het vlaggenschip van de Peruaanse Marine en nam deel aan de slag om ’Pacocha’ en was actief de oorlog in de Pacific (1879–1883) voor de overgave en uiteindelijk toegevoegd aan de vloot van de Chileense Marine. Vandaag de dag…
Net als de overgang van houten schepen naar ijzeren schepen en de voortstuwing van zeil naar stoom heeft ook het scheepsgeschut in korte tijd een enorme sprong gemaakt. De Buffel is gebouwd midden in de industriële revolutie. Om de Artillerie van het schip te begrijpen begin ik met een korte uitleg van het voortdrijvend medium, het Buskruit.
De geschiedenis van de stoomontwikkeling gaat terug naar het tijdperk van vóór onze jaartelling. Archimedes was de eerste uitvinder. Reeds in de derde eeuw voor Christus bedacht deze Griekse ingenieur een praktische toepassing voor het feit dat water, bij het toevoeren van voldoende warmte energie, een faseovergang ondergaat. Het verdampt en gaat over in gasvorm. Hij paste dit toe in een zogenaam…

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Volg ons via